sfeerfoto afhankelijk van de gekozen bladzijde
 
 
rijden in groep

Rijden in groep

1. Iedereen rijdt op eigen verantwoordelijkheid
Ga daarom nooit over je eigen grenzen heen en vertrouw nooit op wat anderen doen. De wegcode geldt voor iedereen afzonderlijk. Volg bij het uitvoeren van een manoeuvre nooit blindelings je voorligger. Check of de weg wel degelijk vrij is.

2. Groepsritten vereisen discipline.
Haal niet in binnen de groep. Dit geldt ook voor het zich overmatig laten vallen en dan weer versnellen.

3. Rijden op een geschrankte manier.
De eerste rijdt op 2/3 van zijn rijstrook, de tweede op 1/3, de derde terug op 2/3 enzovoort. In bepaalde gevallen wijk je af van deze ‘baksteenformatie’. Bijvoorbeeld als je ‘brede’ tegenliggers nadert of als je bochten neemt. Rij dan achter elkaar. Voordeel: beter zicht en meer ruimte voor uitwijken en remmen. NIET van toepassing in strakkere bochten.

4. Houd voldoende veiligheidsafstand.
Als je in groep rijdt, rij je normaal op 2 seconden volgafstand van je voorligger in jouw rijlijn en op 1 seconde van diegene die geschrankt voor je rijdt. In bochten zal de onderlinge afstand dus telkens opnieuw groter moeten worden wanneer iedereen veilig achter elkaar rijdt. Want dan pas je de 2 seconden-regel weer toe ten opzichte van wie voor je rijdt.

5. Ruimte maken bij het inhalen.
De volgende motorrijders willen ook vooruitkomen. Rijd daarom na het inhaalproces snel door en maak plaats voor de rest van de groep.

6. Iedereen let op de chauffeur achter hem.
Verreweg het belangrijkste dat je geacht wordt te doen tijdens een toerritje, is je spiegels in de gaten houden, en kijken of degenen die achter je zitten, daar nog steeds zitten.
Is dat niet meer het geval, stop dan! Dat kun je doen zodra je een daarvoor geschikte plek ziet, maar doe het in ieder geval bij de eerstvolgende afslag in de route.

7. Plan pauzes en tankbeurten.
Houd bij de planning van de tour rekening met de ervaring van de deelnemers en het aanbod van de machines. (Start de tour altijd met een volle tank).

8. Bepaal de voorrijder en de achterste rijder.
De "voorrijder" zal het tempo bepalen, rekening houdend met de langzaamste passagiers. De "achterste rijder" moet de leiding kunnen nemen als de groep uit elkaar wordt gescheurd. Beiden zouden de geplande route moeten kennen.

9. Afspraken maken over tekens/signalen en telefoonnummers uitwisselen.
Het is het beste om voor de rit duidelijke borden of bewegwijzering af te spreken. Bovendien moet iedereen in ieder geval het mobiele telefoonnummer van de reisbegeleider opslaan.

10. De juiste volgorde binnen de groep te bepalen

De "klassieke" variant:
De langzaamste deelnemer rijdt achter de voorijder aan. Aan het einde van de groep volgen de snelle rijders. Zo blijft de groep dicht bij elkaar en kan de gids zich optimaal aanpassen aan de zwakste deelnemers. Goed voor lange reisetappes op onbekende routes.

De "leuke versie":
Andersom. De vlotten aan de voorkant, de wat tragere aan de achterkant. Dan kan iedereen in zijn eigen comfortabele tempo rijden. Goed voor veeleisende routes zonder veel afslagen (bijv. bergpassen). Belangrijk: Regel een ontmoetingsplaats waar de groep weer bij elkaar kan komen.

11. Verdeel grote groepen.
Vooral op uitdagende routes of wanneer er veel stadsverkeer (verkeerslichten) is het moeilijk om groepen van meer dan tien machines bij elkaar te houden. Verdeel de groep in kleinere groepjes van 5 à 6 personen.